Ik zit op de bank naast een stapel was die opgevouwen moet worden. Handdoeken, ondergoed en sokken. Terwijl ik aan het vouwen ben, kijk ik naar de bank en ben ik blij dat die kleine vlekken die er in zaten er nu eindelijk uit zijn. Ik heb die ochtend een vlekkenreiniger van een vriendin geleend en die heeft zijn werk gedaan. Vanuit daar gaan mijn gedachten de verkeerde kant op.
“Ik hoop dat deze bank straks wel past.”
“Wat moet ik nog meer meenemen?”
“Mijn tv, de rest mag tie houden.”
“Hij geeft me maar een geldbedrag in plaats van dat we alles moet gaan verdelen.”
“Maar hoeveel? Hoe bepaal je dat? Moet je dat iemand laten doen?”
“Ik hoop echt dat het allemaal snel zo ver mag zijn…”
“K*tzooi…”
Langzaam dwaal ik weer af van een neutrale stemming, naar een negatieve stemming. Eéntje van verdriet dit keer. Ik voel mijn keel dikker worden en ik voel de tranen in mijn ogen omhoog komen. Ik wil niet wéér huilen.
Ik huil al zoveel…
En ook al zo lang…